IV. Otto van den Padevoort
(ca 1460? - 13 mei 1535)
	hij trouwde met:
		Bertha van der Hoevelick
	(ca 1460? - 1540)
Op 10 september 1483 "na doide Jutta van Bilant synren moider" werd Otto beleend met de tiende in Düffelward beleend [Register op de leenen van Huis Bergh, blz. 307] en in 1486 "na dode syns vaders Johans" met de Wolberickhof en een tiende in Beek [id. blz. 15 en 137]. Hij was ook beleend met Emmersgraven onder Wijhe op 16 maart 1485 na overlijden van zijn vader [Utrechts Archief, Leenregister van David van Bourgondien, folio 148v: NL-UtHUA_A343557_000184.jpg], het Geddengoed, Loel bij Didam [Archief Huis Keppel, inv.nr.1121, folio 47v] en Ter Smytten, Zeddam [Archief Huis Keppel, inv.nr.1121, folio 55v]. Zijn vrouw Bertha was bovendien beleend met Brugginck [GA, Archief Huis Keppel, inv.nr.1123, folio 26, 26 juin 1525] (in 1417 in leen door Jorden van Baek en in 1446 door haar grootvader Albert op den Korenmarckt, een Hanzehandelaar).
Bertha was dochter van Jorden van der Hoevelick en Barbara van den Kornmarck (Korenmarkt).
In 1537 beklaagt Bertha zich bij de graaf van den Bergh dat haar zoons haar de lijftocht onthouden. Op 4 juli stuurt de graaf brieven aan de broers Johan, Henrick en Jorden met het verzoek om een toelichting. Anna beklaagt zich op haar beurt dat haar moeder haar erfdeel onthoudt, maar die verwijst haar door naar haar broers. Op 24 juli schrijft Henrick dat er door het adelijk getimmer van zijn vader alleen maar schulden zijn, en verzoekt de graaf om een bijeenkomst om tot een boedelscheiding te komen. Uit de briefwisseling blijkt ook dat er drie zusters zijn in het klooster. [AHB, inv.nr. 300, briefregesten o.a.: 4483, 4490, 4494, 4495 en 4496] Barbara wordt in de kwestie niet genoemd, haar bestaan blijkt uit een verklaring van Jorden dat hij bij haar thuis onwel is geworden [Judicieele protocollen Bredevoort 1564, folio 78]
Otto is overleden op 13 mei 1535 en kort erna begraven in de kerk van Zeddam.[Archief hoge raad van de adel, Collectie Van Spaen, inv.nr.182, deel VII, folio 226-229]
Zij waren de ouders van:
	
1. Johan Ottensz van den Padevoort, tr. Heilwig van Holthe,Otto had oook nog een buitenechtelijke zoon bij een onbekende vrouw:
2. Henrick Ottensz van den Padevoort,
3. Barbara van den Padevoort, tr. vóór 1532 Hendrick van Essen tot Swanenburg en Vochten, overl. in of na 1579
4. Anna van den Padevoort, tr. Wilhelm de Greeff. Anna is weduwe op 24 juli 1537.
5. Jorden van den Padevoort tot den Balkenschot, tr(1) Agatha van der Voorst, tr(2) Margaretha van Twenthe
6, 7 en 8. 3 dochters die in het klooster zaten: twee in Griethuizen, een in Diepenveen.
V.4. Geurt Otto's bastaardGeurt van den Pavort
, geb. ca 1510, overl. voor 15 april 1570, tr. Joest van Boetzelaer
stamvader van de Nijmeegse tak
N.B. De Vries noemt, verwijzend naar Van Rhemen, nog een Evert van den Padevoort, maar aangezien die verder nergens genoemd wordt en in sommige oude handschriften 'Guert' kan lijken op 'Evert' (de 'G' en 'E' kent meerdere varianten en de 'v' en de 'u' hadden dezelfde vorm) ga ik uit van een vergissing bij het lezen van een vermelding van Guert de bastaard uit Nijmegen.
De belangrijkste literatuur:
1. W. de Vries (1939). "Stamreeksen Van den Pavordt", De Nederlandsche Leeuw 57, 120-126, 148-160, 223-227, 263-271, 301-309 en 517-519
2. G. Koobs (1999). Koobs uijt het Woolt, Deel 4b, Onze voorouders Van den Padevoort,, Deventer: eigen uitgave
3. Robert Keurntjes (2020). "Van de Pavordt: toch één Millingsche tak", De Nederlandsche Leeuw, Jaargang CXXXVII, Nr.3, 97-110.
		verwante families in
 Bijlandt en Millingen
I Johan van den Padevoort
II Rutger van den Padevoort
III Johan van den Padevoort
IV Otto van den Padevoort
V Henrick Ottensz.
VI Jorden van den Padevoorts bastaard
VII.1 Rijck (Ochten-Emmerik)
VII.2 Johan Jordensz (Millingen)
VII.4 Diederik de secretaris
VII.5 Hector (Herwen)
X.2.1.1.2 Herman van de Pavordt (Gendringen)
XI.2.1.1.2.2 Willemke van de Pavordt