De tiende eeuw is een bijzondere periode in de geschiedenis van de Lage Landen - het huidige Nederland en België. Er ontwikkelt zich langzaamaan een nieuwe machtstructuur met uiteindelijk een paar machtige gravenhuizen en een bisschop. Voor de ontwikkeling in die periode is de verdrijving van de Noormannen uit de Noordelijke lage landen in 885 een kantelpunt. In 1018 en 1024 vinden gebeurtenissen plaats die we als afronding van de beginperiode kunnen beschouwen. Op de rijksdag van 1018 in Nijmegen wordt besloten tot een strafexpeditie naar graaf Dirk in Vlaardingen en worden gravin Adela van Hamland en haar man graaf Balderik hun posities ontnomen. In 1024 overlijdt keizer Hendrik II als laatste keizer uit het Ottoonse huis.
Sinds 834 hadden ze in de rivierendelta te maken met invallen van Noormannen of Denen. Er zijn rustigere periodes - onder andere omdat de Deen Rorik Frisia een tijdlang in leen had - maar nadat koning Alfred van Wessex in 879 de Denen op hun plek weet te zetten steekt een grote groep het kanaal over. In 885 wordt Godfried de Deen uitgenodigd voor besprekingen bij Spijk - daar waar de Waal zich van de Rijn splitst. Hij wordt er vermoord en de Noormannen worden uit de gehele Betuwe verjaagd. In de rivierendelta wordt het weer rustig. Verder naar het zuiden langs de Schelde gaat de strijd nog door tot de slag van Leuven in 891. Nog iets verder naar het Zuiden gaat het overigens door tot de Noormannen in 911 de kust (Normandie) in leen krijgen.
Er beekt een nieuwe tijd aan waarin de graven en de bisschop zich met elkaar en zichzelf bezig gaan houden. Uitbreiding van machtgebieden, huwelijken en de relatie met de vorsten geven vorm aan de latere verhoudingen tussen de graven van Holland, Gelderland, Brabant en de bisschop van Utrecht.
Wat er aan vooraf ging
Na het vertrek van de Romeinen uit onze streken blijft het lange tijd stil. Uit archeologische vondsten blijkt dat er hier niet veel mensen leefden, maar dat ze het wel goed hadden. De bevolking groeit tot naar schatting 250000 in de tiende eeuw.
Pas in de tijd dat de eerste christelijke missionarissen naar de rivierdelta komen om de Friezen te bekeren, worden er weer zaken aan het perkament toevertrouwd. In de geschriften uit kloosters in het rijk van de Franken kunnen we wat lezen over de Friese vorst Radboud, het verblijf van Karel de Grote in Nijmegen en de komst van plunderende Noormannen, of Denen, vanaf 835. In Frisia zijn nog geen kloosters waar gebeurtenissen opgeschreven worden.
Ten tijde van Karel de Grote aan het begin van de 9e eeuw bestaan de lage landen uit kleine gouwen waar lokale graven het gezag vertegenwoordigen. We kunnen er globaal drie gebieden onderscheiden:
• Het kustgebied dat Frisia of Fresia genoemd wordt. Van het Zwin bij Brugge tot aan de Wezer in Duitsland.Geografisch gezien ligt het net iets anders. De Kempen is een dunbevolkt gebied waardoor de samenhang met de meer Zuiderlijk gelegen gebieden niet heel sterk is. Ten Noorden van de Kempen wordt het richting de Maas rustig aan wat dichter bevolkt. Tussen en langs de rivieren is de grond door jaarlijks hoogwater erg vruchtbaar, en geliefd.
Een waterrijk gebied waar de Frisii wonen. Ze leven van veeteelt en handel. Het maakt weliswaar deel uit van het Frankische rijk, maar hun leefwereld is het Noordzee gebied. Een netwerk rond de Noordzee dat ze o.a. delen met de Angelen, Saksen en Denen - ook wel Noordzee-Germanen genoemd.
• De hoger gelegen gronden ten Noorden van de rivierendelta.
De bewoners leven van landbouw en ijzerwinning. Het maakt inmiddels volledig deel uit van het Frankische rijk, maar kan nog beschouwd worden als onderdeel van de Saksische invloedsfeer.
• Het Zuiden met de rivierendelta. Hier wonen voornamelijk Franken die na de terugtrekking van het Romeinse gezag de leemte gevuld hebben. Vanaf de 5e eeuw heeft de Merovingische dynastie, vanuit Doornik, haar macht uitgebreid over een groot gebied. Onder hun Karolingische hofmeesters en opvolgers ontwikkelde zich dit tot het Frankische Rijk. De machthebbers in het rivierengebied en ten Zuiden ervan zijn zich bewust van hun Frankische (en vaak Karolingische) wortels.
Een brede kuststrook is zeer waterrijk waardoor bewoning alleen mogelijk is op hoger gelegen natuurlijk en opgeworpen stukken grond. Men is er erg op het water en scheepvaart gericht. Vlaanderen dat ook een waterrijk gebied is dat open is voor de getijden weet desondanks als Frankische gouw zich te ontwikkelen. In de hoge Middeleeuwen is het zelfs een van de rijkste gebieden in Europa.
Boven de rivieren zijn de hoger gelegen gebieden veelal zandgronden die minder vruchtbaar zijn. Ook hier is de bevolkingsdichtheid niet groot. Wel zien we hier al vroeg veel ijzerwinning dat zeker bijdraagt tot de plaatstelijke economie.
~~~Godfried de Deen (†885)~~~

In 885 wordt Godfried de Deen naar Spijk geroepen voor onderhandelingen.
Daar deelt Eberhard Saxo de eerste slag uit.