Millingen in de 17e eeuw

De bewoners en hun relaties.


Een vechtpartij in de nacht

We schrijven januari 1637. Na een gezellige avond in de herberg van Arndt Brants werd Derk Hummelingh buiten opgewacht door Johan Schouwenberg en Wolffgang van den Burght. Ze gaan hem te lijf met een gaffel en een stok. Hij wordt geslagen, valt op de grond en roept om hulp. De broers Gerrit en Henrick de Laer zijn ook nog op straat en schieten hem te hulp. Er ontstaat een vechtpartij. Henrick roept om zijn zwager Arndt die in hemdsmouwen naar buiten komt. Bijna meteen krijgt hij een klap met een gaffel op zijn hoofd van Wolffgang. Arndt vliegt op hem af en Wolffgang zet het op een lopen richting de kerk. Het huis van Arndt Brants stond even buiten de dorpskern waar de Heerbaan nu langs de sportvelden loopt.

Ondertussen zijn er nog een paar man bij gekomen en worden er over en weer rake klappen uitgedeeld. Johan Schouwenburg zakt in elkaar en blijft dood liggen.

Vervolgens wordt Arndt Brants, de waard die ook wel Arndt Herbertsz genoemd wordt, beschuldigd van doodslag. Wat op zich vreemd is want iedereen kan getuigen dat Johan al dood op de grond lag toen hij weer terug kwam van de achtervolging van Wolffgang. Naar verluidt had hij eerder een keer tegen Johan gezegd dat hij hem dood zou slaan. Meer was hem niet te verwijten.
Wie het dan wel gedaan had? De chirurgijn Tibolt Barbier uit Kleve die erbij gehaald was om een lijkschouw te doen verklaarde dat Johan zoveel klappen gehad heeft dat er niet vast te stellen is door welke klap hij om het leven gekomen is.

Als getuigen in de rechtzaak treden naast Derck Hummelingh (33 jaar), Henrick en Gerrit (33 jaar) de Laer ook Peter Bott, Henrick Krechtingh (33 jaar) en Jordan van Brienen (19 jaar) op. Ze zijn op 19 januari 1637 door Johan Rom, stadhouder tot Millingen en Matthijs van Sambeeck ondervraagd.

Het verslag begint met:

De wirt Arndt Brants zu Millingen eines todtslachs beschuldcht, welckem er an Johansen Schauwenbergs persoon beij nacht in einen tumult und slegerij begangen haben solt... darauff befunden, obgewachter Arnt Brantz seije des bezichtigten todtslags gantz unschuldig, von dessen anklag in absolviren, und mit keiner straff zu belegen.
Ondertekend 26 februari 1637 door Johan Pul dr. en Reinerus Wilh. à Nienhuijs dr.
Volledige vrijspraak dus.

Bij Borculo staat de boerderij Lebbenbrugge. Een 16e eeuws huis zoals die ook in Millingen gestaan kunnen hebben.

Voor het originele stuk zie Oud Rechterlijk Archief (ORA) van Millingen [GA 0185, inv.nr.1]


Bericht Beheerder